Geschiedenis van het Nederlandsche zeewezen: 2. - 3. uitg. - 1869. - XXIII, 789 S. : Ill., Kt.
Gespeichert in:
1. Verfasser: | |
---|---|
Format: | Buch |
Sprache: | Dutch |
Veröffentlicht: |
Zwolle
Van Hoogstraten & Gorter
1869
|
Online-Zugang: | Inhaltsverzeichnis |
Internformat
MARC
LEADER | 00000nam a2200000 cc4500 | ||
---|---|---|---|
001 | BV004931676 | ||
003 | DE-604 | ||
005 | 00000000000000.0 | ||
007 | t | ||
008 | 920526s1869 |||| 00||| dut d | ||
035 | |a (OCoLC)631445773 | ||
035 | |a (DE-599)BVBBV004931676 | ||
040 | |a DE-604 |b ger |e rakddb | ||
041 | 0 | |a dut | |
049 | |a DE-473 | ||
100 | 1 | |a Jonge, Johannes Cornelis de |d 1793-1853 |e Verfasser |0 (DE-588)100364446 |4 aut | |
245 | 1 | 0 | |a Geschiedenis van het Nederlandsche zeewezen |n 2. - 3. uitg. - 1869. - XXIII, 789 S. : Ill., Kt. |c door J. C. de Jonge |
264 | 1 | |a Zwolle |b Van Hoogstraten & Gorter |c 1869 | |
336 | |b txt |2 rdacontent | ||
337 | |b n |2 rdamedia | ||
338 | |b nc |2 rdacarrier | ||
773 | 0 | 8 | |w (DE-604)BV004931674 |g 2 |
856 | 4 | 2 | |m Digitalisierung UB Bamberg - ADAM Catalogue Enrichment |q application/pdf |u http://bvbr.bib-bvb.de:8991/F?func=service&doc_library=BVB01&local_base=BVB01&doc_number=003017429&sequence=000002&line_number=0001&func_code=DB_RECORDS&service_type=MEDIA |3 Inhaltsverzeichnis |
999 | |a oai:aleph.bib-bvb.de:BVB01-003017429 |
Datensatz im Suchindex
_version_ | 1804119047257718784 |
---|---|
adam_text | INHOUD VAN HET TWEEDE DEEL.
DERDE TIJDPERK.
( Vervolg).
TWEEDE ENGELSCHE OORLOG ,
1665-1667.
Bladz.
Uitrustingen voor en bij het uitbre-
ken van den oorlog, en andere
maatregelen, bij die geîegenheid
genomen............................... 1-2.
Kaper- of commissiebrieven uitge-
geven.................... 3.
Direetie der particulière kruisserie
te Vlissingen............. 3.
Eerste vijatidelijkheden , door de
kapers dier Üirectie gepleegd.. 4.
Dapperheid van cornelis evert-
sen , den Jongen.......... 4.
Van arien a.................. 5.
De Britsche vioot kiest zee ; hare
zaïnenstelling en sterkte.. . . . , 5-6.
Ook de Nederlandsche vioot loopt
uit.................................. 7.
Hare sterkte, verdeeling en be-
velbebbers..................... 7-8.
Misnoegen op den opperbevelheb-
ber, den Luit.-Àdmiraal van
wasshnaer, wegens het niet
dadelijk slag leveren........ 9 .
Scherpe brief daarover aan dezen,
en noodlottige gevolgen daar-
van.................................. 9-10.
Nieuw uitstel van den strijd.... 10.
Aanvang van den zeeslag.. . . . . . 11.
Verwarring bij de Nederlandsche
vioot, en oorzaken daarvan... 12-15.
Voortzetting van het gevecht... 15-16.
Cortenaer wordt doodgeschoten ,
en noodlottige gevolgen daarvan. 16-17 .
Siecht gedrag van vele kapiteinen. 18.
De Britten breken doordeNeder-
land8che linie................ 18-19.
Het schip van den Luitenant-Ad-
miraal vanwassenaer springt. 20.
Verslagenheid en schrik, daardoor
veroorzaakt; vlugt............... 20.
Dapperheid van eenige scheepsbe-
velhebbers, bijzonder van j. de
REUS en BASTIAEN CENTEN. . . 21.
Zwaar verlies der Nederlanders.. 22.
De v lugten den worden beschermd
BlaäzSf
door de beide evertsen, tromp
en anderen................... 22-23*
Ook daarbij heerscht verwarring. 24J
De meeste achepen komen behou-
den binnen................... 24.
Nader onderzoek naar de oorzaken
der verwarring, gedurende het
gevecht, en meer bepaald naar
die van het verlies des Btrijds.. 25-26.
Opmerkelijk gevoelen dienaan-
gaande van den Raadpensionaris
j. 3 E WITT................ 26-28.
Verslagenheid hier te lande over
de nederlaag.................... 28-29.
De Luit.-Admiraal j. evertsen
wordt in den Briel mishandeld. 29.
Hij verlaat den zeedienst, en in
zijne plaats wordt c. evertsen
tot Luit.-Admiraal van Zeeland
verheven.......................... 30-31.
Maatregelen tot herstel en nieuwe
intrusting der vioot.............. 31.
Moeijelijkheden, welke zieh daar-
tegen opdoen.................... 31-32.
De Schont-bij-nacht banckers
loopt, tien dagen na het ge-
vecht, weder met een smaldeel
in zee............................. 82.
Aaumerkelijke Veränderungen en
verbeteringen bij de zeemagt in-
gevoerd, en groote Verdiensten
deswege van den Raadpensio-
naris de Witt................ 32-33.
Belooning dergenen, die zieh dap-
per in het gevecht hadden ge-
tragen ; gestrengheid tegen de
lafbärtigen.................. 33 34.
Drie kapiteinen worden dood ge-
schoten; het zwaard van drie
andere, door beuls handen ge-
broken........................ . 34 35 .
Aan den Luit.-Admiraal c. tromp
wordt vobrloopig het opperbe-
vel over de vioot opgedragen. 35.
Hem worden Gevolmagtigden uit
H. H. Mog. toegevoegd, waar-
onder j. de witt................. 36-37.
Drie kolonels en twee Zeeraden
worden bij deze gesteld........... 37.
Redenen der benoeming van de
Gevolmagtigden............... 37 - 39.
De Luit.-Admiraal de rutter
keert uit Amerka terug. .... 89.
VI
INHOUD VAN HET TWEEDE DEEL«
Bladz.
Beknopt verhaal van zijne bedrij-
ven in díe oorden, eu der ge-
varen , aan welke hij, bij zijne
terugkomst, bloot stond...... 39-40.
Groote blijdschap over zijne weder-
komst........................ 40-41.
Hij wordt, vooral op aandrang van
j. de witt, tot Luit.-Admiraal
van Holland en Westvriesland
en tot Opperbevelhebber der
* vloot benoemd................. 41.
Indruk van die benoeming op de
• vloot, bepaaldelijk op c. tromp,
die den dienst wil verlaten , doch
daarvan teruggehouden wordt. 42.
Voortzetting van de uitrusting der
vloot, eu bezwaren daartegen. 43 .
J. de wiTT brengt deze in zee
door het Spanjaardsgat.......... 44-45.
Sterkte der vloot.,............... 45-46.
De ruyter komt bij de vloot, en
maatregelen, door hem geno-
men................................. 46.
Bedrijven der Britsche zeemagt. 47.
Een Britsch smaldeel, onder den
Schout-bij -nacht tiddiman, tast
de Oost-Indische Eetourvloot,
de Smyrnavaarders enz. te Ber-
gen in Noorwegen aan; dappere
verdediging der Nederlanders,
en verij deling van het on twerp
dos vijands............. 47-49.
De beide vloten loopen elkander
voorbij , maar treffen zieh niet
aan....................... 49.
Een allergeweldigete storm teistert
de Nederlandsche vloot, welke
aanzienlijke verliezen lijdt.... 50.
De Nederlandsche vloot wordt an-
dermaal door storm beschadigd. 51.
Zij steekt over naar de Engelsche
ku3t, maar kan niets verrigten,
en keert wegens ziekte en sterfte
terug...................... 52.
Te midden dier rampspoeden, wor-
den er eenige heldendaden be-
dreven................................ 53.
Door de kapers of commissie-
vaarders...................... 53.
Roemrijk gevecht van thomas
tiiobias........................ 53-54.
Stoute daad van eenige Nederland-
sche gevangenen..................... 54.
Heldhaftig bedrijf van dirck jans-
SE DUYSENT...................... 54-55.
Roemrijk wapenfeit van douwe
harcx.............................. 55.
Eene wintervloot van 36 schepen
wordt onder den Luitenant-Ad-
miraal c. evertsen in zee ge-
laten............................. 56-57.
Ontwerpen tot uitrusting eener
magtige vloot tegen de aan-
staande lente..................... 57-58.
Bladz.
Hoop op den bijstand eener Fran-
sche vloot................... 59.
Verwacbting van hulp uit Dene-
marken.......................* 59.
Verijdeling van die hoop en ver-
wachting, doch günstige invloed
tevens daarvan.............. 60-61.
De Nederlandsche vloot in zee;
hare zeer aanzienlijke magt. .. 62-63.
DeLuitenant-Admiraal de ruyter
voert daarover weder het opper-
bevel; verdere opperhoofden en
kapiteinen....................... 63-65.
Verdeeling der vloot en verdere
maatregelen ....................... 65.
De beroemde vierdaagsche zeeslag
vangt aan........................... 66.
Sterkte en zamenstelling der Brit-
sche vloot.......................... 67.
Een gedeelte der Engelsche vloot,
onder Prins ROBERT, heeft zieh
naar het Kanaai begeven ; groote
misslag, hierraede begaan en
aanleiding daartoe.............. 67-69.
Desniettegenstaande is de Britsche
vloot zeer magtig.................. 69.
Strijd op den eersten dag.......... 70-72.
Drie schoone Britsche schepen wor-
den genomen........................ 72.
Yoortzetting des strijds op den eer-
sten dag; de Luitenant-Admiraal
c. everts en sneuvelt................. 73.
Het gevecht wordt op den tweeden
dag voortgezet..................... 74.
De Vice-Admiraal van der hulst
sneuvelt; tromp wordt door de
ruyter ontzet......................... 74.
De Britten slaan aan hetvlugten. 75.
De vijand wordt op den derden
dag vervolgd...................... 76.
De Royal Prince raakt vast, wordt
door tromp veroverd, en op
bevel van de ruyter verbrand. 76-77 .
Prins Robert komt met het afge-
scheidene gedeelte ter hulp van
de vlugtende Britsche vloot... 78.
Tegenwoordige toestand der beide
vloten............... ....... 78.
De strijd wordt op den vierden
dag hervat......................... 79.
Hevigheid van het gevecht.... 80.
Hagchelijkst oogenblik van den
geheelen zeeslag ........... 80.
De ruyter geeft bevel, om met
alle slagorden in den vijand in
te breken en schenrt de Britsche
linie vaneen.......................... 81.
Algemeene vlugt des vijands, en
heerlijke overwinning der Ne-
derlanders........................ 81-82.
De Nederlandsche vloot keert zege-
vierende naar het Vaderland
weder................................. 83.
Verliezen van beide vloten........ 83-84.
INHOUD VAN HET TWEEDE DEEL.
VII
Bl dz.
J ammerîijke toestand der Britsche
zeemagt bij hare terugkorast. . 85 .
Lof van de Luitenant-Adiniralen
van NES en c. TROMP, en vooral
van DE ruyter.................. .. 85-86.
Gevolgen van deze overwinning. . 87.
Uitweidiug over de manœuvres,
meer bepaaid over het door-
breken der Unie.................. 87.
Manœuvres in de vroegste tijden. 88.
In de eerste tijden van het Ge-
meenebest..................... 89-90*
In Oosten West, bij de gevecliten
tegen de Spanjaarden en Por-
tugezen......................... 90-91.
Invloed daarvan op het Nederland-
sche Zeewezen ............... 91.
De groote manœuvres dagteekenen
van piet heyn, en vooral van
M. H. TROMP..................... 92.
Yoortreffelijke manœuvres van
tromp vo 5r en gedurende den
zeeslag van Duins............. . 92-93.
Lof van tromp daarmede behaald ,
en invloed daarvan op het zee-
wezen van andere volken, met
naine van Brittanje......... ... 94.
De eigenlijke kunst van oorlogen
ter zee, de taktiek, dagteekent
van dien tÿd...................... 94 .
Geschillen in Engeland over de
wijs van oorlogen, gedurende
den eersten en tweeden krijgtus-
schen het Gemeenebest en Groot-
Brittanje......................... 95.
Onderzoek deswege en onpartijdige
ontvouwing van de monier van
oorlogen te dien tijde. 96.
De strijd was dikwerf ongeregeld. 97-98.
, Maar de vloten waren ook dikwerf
in ölagorde, met name, half
maansgewÿs, geschaard.. 98.
Ook andere manœuvres waren be-
kend........................... 99 .
Men streed ook dikwerf in regt-
lijnige linie.................... 100.
Het scharen van vloten in linie
was van oude tijden, ook hier
te lande, bekeod................... 100.
Daarna geraakte zulks in onbruik . 101.
Met den eersten Engelschen oorlog
werd zulks weder ingevoerd... 101.
Bewijzen daarvoor............... . 101-103.
In den tweeden oorlog streden de
vloten meermalen in linie.... 103.
Omschrijving der manœuvre van
het doorbreken der linie. .... 104.
Bewering der Britten omirent de
nitvinding ditfr manœuvre. . . . 104-106.
Ongegrondheid daarvan.............. 106.
Deze manoeuvre is niet uitge-
vonden....................... 107.
Zij was reeds in den eersten
Engelschen oorlog bekend en
Bladz.
werd tuen meermalen uitgevoerd. 108.
Bewijzen daarvoor.................108-109.
Zij werd ook meermalen in den
tweeden Engelschen oorlog ten
uitvoer gebragt...................... 109.
Opmerkelijk bevelschrift deswege
van den hertog van York. . .110-112
De Britsche vloot, onder den her-
tog VAN YORK, brak, in den
zeeslag tegen van wa9Sena.br
obdam, door de Nederl. linie. 112.
De ruyter breekt, in den vier-
daagschen zeeslag, tweemalen
door de Engelsche linie......... 113.
Om ständige beschrijving van het
doorbreken der linie des vijands
in den namiddag van den vier-
den dag, en luisterrijke over-
winning daardoor bevochten.. 113-115.
Slotsom van dit onderzoek................ 115.
Meerdere voorbeeiden” van het
doorbreken der linie in den
tweeden en derden Engelschen
oorlog...........................115-117.
Lofspraakop de ruyter , wegens
zijne bekwaamheid in het uit-
voeren , doch tevens in het ver-
hinderen der manœuvre van het
doorbreken der linie.............117-118.
Spoedig herstel der Nederlandsche
vloot, na den vierdaagschen
zeeslag. . ................. 118.
Reeds op den negentienden dag
na het gevecht, loopt zij weder
in zee, ................... 119 .
Sterkte en bevelhebbers dier vloot. 120.
Jan evertsen bevindt zieh onder
de bevelhebbers; grootsche ka-
raktertrek van dien zeevoogd. 120.
Verdeeling der vloot en ontwerp
daarmede....................... 121.
Ook de Britsche vloot kiest zee;
hare sterkte, verdeeling en be-
velhebbers ......................122-123.
Aanvang van den zeeslag op den
3 Augustus 1666.................. 123.
Groote~ stilte, en rampen aan de
voorhoede overkomen.............. 123.
J. EVERTSEN, TJERCK HIDDES DE
vries en COENDERS, bevelheb-
bers der voorhoede, sneuvelen . . 124.
De voorhoede wijkt................. 124.
Hevig gevecht tusschen de ruyter
en york. . ............ 125.
Cornelis tromp vangt een afzon-
derlijk gevecht met de blaauwe
vlag aan, en verwijdert zieh
van het gros der vloot.............. 125.
Moeijelijke toestand van de ruy-
TER; hij wijkt vechtende.....125-127.
De strijd wordt den volgenden dag
hervat........................... 127.
Hagchelijke en bijkans wanhopende
toestand van de ruyter. .... 127.
VIII
INHOUD VAN HET TWEEDE DEED.
Bladz.
H j zet, door weinigen hijgestaan,
den tcrugtogt voort, dapper
strijdende , en komt behouden in
het vaderland.................. 127-129.
Oordeel van joe ruyter over dit
gevecht.......................129-130.
Geleden verliezen........... 130 .
Oorzaken van het verlies van den
zeeslag.......................... 131.
Hetafzonderlijk gevecht van tromp
en zijne ontijdige vervolging der
blaanwe vlag waren een der
voornaamste oorzaken......... 132.
Is zulks toe te achrijven aan ver-
standhouding van tromp met
den vijand?............. 133.
Geschiedde zulks nit haatennaijver
tegen de ruyter?........... 134.
Beschouwing van het karakter van
TROMP en DE RUYTER......... 134.
Er bestaan geene redenen om tromp
te verdenken, dat hij de ruyter
uit haat en naijver verlaten heeft. 135.
Verdediging van tromp tegen
deze aantijging.. . ..........135-136.
Ware redenen en eenvoudige ver-
klaring van het zonderlinge en
geenszins verschoonbare gedrag
van tromp bij dezen zeeslag. . .138-141.
Noodlottige ontmoeting tusschen
DE RUYTER CH TROMP.........142-143.
Hevig 8chrijven van tromp en
mianoegen der regering daar-
over. . ....................... 143.
C. tromp wordt van zijne betrek-
king van Lt.-Admiraal ontzet,
en van ghent in zijne plaats
benoemd............................. 144.
Edelmoedige aanbieding en vader-
landslievend gedrag van tromp . 144-145.
Honderd veertig koopvaarders wor-
den door de Britten in het Vlie
verhrand, en een gedeelte van
Ter Schelling geplunderd......146-147.
Eenige Britsche koopvaarders
worden op de Elve verhrand en
genomen..........................147-148.
De Britsche vloot keert naar hare
havens terug. ................... 148.
De Nederlandsche vloot kiest weder
zee.......................... 148 .
Zamenstelling dier vloot.........148-150.
Bedoeling met het uitzenden dier
vloot........................ 150.
De Britten vermijden het gevecht. 150.
De Fransche hulpvloot komt niet
opdagen. . 1..................150-151.
De ruyter, door ziekte aange-
tast, keert naar land terug*
Jan de witt komt als Gevol-
magtigde in de vloot, en voert
aldaar het voorname gebied... 151-152.
De Britten weigeren andermaal
den atrijd........................ 153.
De Nederl. vloot valt binnen....
Aanvang der vredesonderhande-
lingen met Engeland.............
De krijgstoerustingen worden ech-
ter hier te lande krachtig voort-
gezet...........................
Ontwerp der uitrustingen voor het
volgende jaar...................
Gevecht tusschen een Nederlandsch
en Britsch smaldeel bij üoggers-
bank, op den 4 Jan. 1667... 155-156.
Een nieuw Engelsch fregat wordt
door twee Zeeuwsche kapiteinen
genomen.........................156-157.
Roemrijke bedrij ven van denZeeuw-
schen kap., abrahah cryns-
sen, in West-Indie................... 157.
Uitrusting en bestemming van de
schepen, aan zijne leiding toe-
vertrouwd.........................157-159.
Crynssen verovert Sariname, Es-
sequebo en Tabago.............159-160.
Levert de Engelschen slag........161-162.
Keert met elf rijke prijzen weder,
en wordt beloond................ 162.
Vertraging van de uitrustingen
der groote vloot ............ 163 .
De Lt.-Admiraal van ghent doet
met een smaldeel een togtnaar
Hitlandt en Schotland................ 163.
De ruyter begeeft zieh met de
schepen van de Maze naar
Texel........................ 164.
Redenen , waarom het spoedig uit-
loopen der vloot vurig verlangd
wordt.............................164-165.
De Raadpensionaris de witt voedde
reeds sedert het begin des oor-
logs het plan, om de Britsche
zeemagt te over vallen en te ver-
nielen .........................165-166,
Omstandigheden, welke de uit-
voering van dat plan thans be-
gunstigden........................166-169.
Middelen, door J. de witt aan-
gewend, om dit ten uitvoer
te bren gen.......................... 169.
De Jeidiug dezer onderneming
wordt bij voorkeur aan den
Ruwaard c. de witt toever-
trouwd; waarom en opwelkeene
wijs?.............................171-173.
Lastbrief, aan c. de witt en de
ruyter gegeven................174-175.
De vloot verlaat Texel en loopt
naar Schooneveld................. 175.
De Zeeuwsche schepen voegen
zieh niet hij de vloot, en waar-
om niet?..........................175-177.
De vloot steekt over naar de
Engelsche knst................... 177.
Sterkte der vloot................177-179.
Middelen heraamd, om de voor-
genomene onderneming op de
Bladz.
153.
154.
154.
155,
INHOTTD VAN HET TWEEDE DEEL.
IX
Bladz.
rivieren , den Teems en Roches-
ter, uit te voeren.............179-180.
Het opperbevei der onderneming
wordt aan van ghent opgedra-
gen, en waarom?...................... 180.
C. de Witt zal haar bijwonen .... 181.
Het tot de onderneming bestemde
smaldeei loopt den Teems en
daarna de rivier van Rochester
binnen.......................... . 181 .
Het fort Sheerness wordt ingeno-
men en gesiecht................... 182.
Indruk, welken het verschijnen
der Nederl. vloot en de vermees-
tering van Sheerness in Enge-
land inaken, en maatregelen, om
den aanslag te verhinderen. .. 188-184.
Grroote moeijelijkheden, welke zieh
aan de Niederländers opdoen ,
doch die hen niet afschrikken.. .184*186.
De Nederlanders zetten den togt
voort; van braked verovert
de Unity; van de ryn zeilt
den ketting aan stukken ; drie
Engelsche schepen worden ver-
hrand , de Royal Charles ver-
overd.............................186-191.
Is het te dien tijde springvloed
geweest?.......................... 186.
Van braked zeilt niet over den
ketting....................... 189 .
Schouwspei, hetwelk de rivier van
Rochester op dezen dag ople-
verde............................ 191-192.
De ruyter komt bij het smaldeei,
na het staken der krijgsverrig-
tingen op dezen dag.................. 192.
Ontwerp tot het vernielen van nog
drie vijandelijke Admiraalsche-
pen, die hoogerop liggen, en
gesteldheid der rivier aldaar.. 192-193 .
Moedige nitvoering van dat ont-
werp op den volgenden dag. . . 193--194.
Men besluit, hiermede de onder-
neming te staken, en redenen
waarotn .................. 195.
De Unity en de Royal Charles
worden in zegepraal naar het
vaderland gevoerd.................195-196.
Grootheid der overwinning................. 196.
Gering verlies der Nederlanders
bij dezen togt; zwaar verlies der
Britten................... 196.
Indruk, welken het gebeurde in
Groot-Brittanje maakt............ 197.
Bijzonderheden aangaande den Ro-
yal Charles, vroeger de Naseby
genaamd.............................. 198.
Indruk, welken de behaalde over-
winning in Nederl. maakt; dank-
en biddag, vreugdevuren enz. . .198-199.
Belooning der Helden , die zieh
bij de roemrijke onderneming
onderseheiden hebben..............199-201.
Bladz.
De vloot wordt versterkt met de
Zeeuwsche schepen............ 203.
De Lt. - Admiraal van o hent wordt
met een smaldeei naar Hitlandt
gezonden ................... .. ,. 203 .
Verdere verdeeiing der vloot... 203.
De ruyter houdt den Teems nog
voortdnrend ingesioten.........203-204.
Hij loopt den Teems op, maar
kan niets van eenig aanbelang
verrigten.......................... 204.
Aanslag der vloot op Harwits,
welke mislukt..................... 205.
De ruyter en cornelis de witt
loopen met de helft der vloot
in het Kanaal, en brengen al-
daar alles in alarm.................. 205.
De Lt.-Adm. van nes blijft met
de andere helft voor den Teems. 206.
Scherp gevecht op de rivier tus-
schen de Nederlanders en de
Britten...........................206-207.
Van nes zakt den Teems af, en
schaart zijne scheepsmagt over
de geheele uitgestrektheid der
rivier van London.................... 207.
Aldaar worden de Nederlanders
onverhoeds door de Britten van
buiten aangevallen. ................. 208.
Hagchelijke toestand der vloot;
kloekmoedigheid van den Lt.-
Adm. van nes, den Schont-bij-
nacht Matthyssen en den ka-
pitein NAEDHOUT...................208-209.
Het gedrag der Britten was minder
loffelijk......................... 210.
Van nes verlaat den Teems en
vat post in het Koningsdiep. . 210.
IiOfspraak der Britten opdeNeder*
landers bij deze gelegenheid.. 211.
Voortzetting der onderhandelingen,
en het sluiten van den vrede te
Breda...................... 211.
De vijandelijkheden worden nog
eenigen tijd voortgezet...... .211-212.
De Nederlandsche vloot keert weder
in de havens...................... 212.
Beknopt overzigt van het gebeurde
in dezen oorlog, en lofspraak
op het Nederl. Zeewezen......... 212.
De vernederende bepalingen van
den Westmansterschen vrede
omtrent het strijken der vlag
blijven bestaan, en worden bij
den vrede van Breda bevestigd,
niettegenstaande de luisterrijke
overwinning op de rivier van
Rochester. ................. .«. . 213-214.
X
INHOÜB VAN HET TWEEBE BEEL
VOORTZETTING- EN SLOT VAN HET
DERBE TIJDPERK.
KRIJG8BEDRIJVEN EN VERDERB GEBEUR-
TENISSEN NA HET SLUITEN VAN DEN
BREDASCHEN VREDE , TOT AAN HET
BEGIN VAN DEN DERDEN ENGEESCHEN
OORLOG.
1667-1672.
Bladz.
Maatregelen bij het Zeewezen, na
het siuiten van den Bredaschen
vrede............•.............214-215 .
Uitrusting tot handhaving der Tri-
ple Alliantie. , . . ...........215-218.
TJitrnstingen tegen de Barbarij-
sche volken..................218-219»
Be Schout-bij-naeht willem van
der ZAAN wordt met een eska-
der naar de Middellandsche zee
gezonden.................... .. 219.
Kloekmoedigheid van J. j. volc-
kerts in een gevecht legen eens
Alger ijn......................... 220.
Van der za an bevecht drie Al-
gerijnen en sneuvelt; zijn lof.220-222.
Scherp gevecht en heldhaftige
verdediging van den kapitein
J. J. van NES, gezegd oüde
boer jaep , tegen 6 Algerijnen. 223-227.
Onderscheidene smaldeelen worden
uitgezonden ter beteugeling van
de Algerijnen. ................228-231.
Be Lt.-Adm. van ghent vernielt
met zijn smaldeel 6 kloeke Al-
gerijnsche scbepen en doet hun
nog meerdere afbreuk............231-235.
Bloeijende staat der Admiraliteiten,.
en verbeteringen in het belang
van het zeewezen................235-237.
Begin der geschillen met Erank-
rijk en Engeland.............237-239.
Eene vloot wordt uitgerust, loopt
in zee, en kruist den geheelen
zomer des jaars 1671 in denabij-
lieid van ’s Lands kusten.......239-241.
Eigendunkeüjke handelwijs der
Britten omtrent het punt van de
Viag............................241-243.
Voorval met het Kon. jagt de
Merlin.......................243-244.
Raadplegingen en besluiten om-
trent het uitrnsten eener mag-
tige vloot in 1672..............246-250.
De Britten tasten voor de oorlogs-
verklaring de Smyrnascke vloot
a an............................251-253.
Onverschrokkenheid der Nederl.
en heldhaftige verdediging dezer
vloot, eerst onder den Kapitein
a. de HAEZE, daama onder
ELAND DU BOIS..............253-255.
Blad.
Heldhaftigheid van j. j. van nes ,
gezegd OUDE boer jaep ; zijn
dood.................. 255 .
De Smyrnasche vloot komt behän-
den binnen; oordeel over dit
voorval............................ 256.
Erankrijk en Engeland verklären
den oorlog aan het gemeenebest. 257-258 .
Iets over den beruchten Gedenk-
penning van van beuningen. 258.
AANVANG VAN DEN DERDEN OORLOG MET
GROOT-BRITTANJE , EN VAN DEN EERST EN
KRUG MET FRANKRIJK, IN DEN JARE
1672.
Bladz.
Maatregelen, hier te lande ge-
nomen, na het uitbreken van
den oorlog.....................259-260.
Benoeming van een geheim Be-
soigne voor de zaken van het
Zeewezen ...................... 261.
IJver van het Besoigne tot het
spoedig uitrnsten der vloot, en
redenen daarvan.................261-262.
Ontwerpen van den Raadp. j. de
Witt tegen den vijand........ 263 .
De Admiraliteiten van de Maze en
Amsterdam zijn zeer ijverig in
de uitrusting; de overige minV
der; redenen daarvan.........264-266.
De Hollandsche schepen loopen
grootendeels, doch niet zonder
oponthoud, in zee..».........266-267.
De vloot zakt naar Zeeland af,
doch ondervindt aldaar nieuw
oponthoud, en nadeelige gevol-
gen daarvan.....................268-269.
Corneéis de wiTT, Gevolmagtigde
op de vloot, moedigt dezeelieden
tot pligtsbetrachting aan....... 269.
De vloot steekt naar de Engejsche
kusten over, en ontvangt berigt
van bet uitloopen der Britsche
zeemagt. .......................269- 270.
’s Lands vloot volgt haar in het
Kanaal, doch staakt spoedig den
togt. . ........................ 270.
Merkwnardig schrijven van c. de
WITT......................... 271.
’s Lands vloot keert naar de Noord-
zee terug.....................271-272.
IJver hier te lande tot verster-
king der vloot, en raadplegingen
over hetgeen zij verder zal onder-
nemen.......................... 273-275.
Bedenkingen daartegeu van c. de
wjtt, de RCJYTER en den Krijgs-
raad............................ 275-277.
Men besluit een eskader in den
Teems te zenden.................. 277.
Uitvoering van dit besluit, het-
welk echter tnislukt».........278-280.
INHOUD VAN HET TWEEDE DEED,
XI
Bladz.
.De vloot keert terug, en vat post
op de Vlaamsche kusten............ 280.
De vereenigde vijandelijke vloot
vernujdt den strijd............... 281.
Kloek besluit der Nederland sehe
opperhoofden...................... 282.
Nader besluit, om den vijand te
Solebay te gaan aantasten, en
schikkingen tot dat einde ge-
maakt................................ 282.
Oorzaken van het nemen van dit
moedig besluit; kloekheid van
’s Lands Overheden.........283-286.
Hegenwoordige sterkte van ’s Lands
vloot..........................286-287.
Togt naar, en vei*schijning voor
Solebay........................... 287.
Sterkte der vereenigde Koninklijke
vloten........................ 288 .
Verbeteringen bij het Britsche zee-
wezen sedert den Bredaschen
vrede, en toestand der Engel-
sche vloot........................288-290.
Gesteldheid der Bran sehe vloot., 290.
JBdknopt geschiedkundig overzigt
der opkomst en ontwikkeling
van het Fransche zeewezen tot
op dezen tijd.................. .290-293.
Oordeel over het werk van sue,
Histoire de la Marine Fran-
gaise..................;...... 292.
Invloed van het Nederlandsche zee-
wezen op het Fransche................ 292.
Bevelhebbers van deFransche vloot,
d’eSTREES, DU QUESNE, TOUR-
VIEI/E enz........................294-296.
Redenen, waarom de vijandelijke
vloot zieh naar Solebay bege-
ven had , en hare on günstige
gesteldheid aldaar................296-297.
Verwarring onder deze, hij het
opdagen der Nederlanders. . . . 297.
Toestand der vloot van het Ge-
meenebest en hare verdeeling. 298.
Beschrijving van den zeeslag van
Solebay........................299-304.
Het Britsche Admiraalschip van
de Blaauwe vlag, the Royal
James, wordt verbrand........300-301.
De Luit.-Admiraal van ghent
sneuvelt................... 301.
De Franschen wijken.. . . ......... 303.
Hevige strijd tusschen de ruyter
en de Britten................... 303.
Einde van den strijd. ......... 304.
Lof van de ruyter en der overige
Nederlandsche oflicieren......... 305.
Lof van c. de witt..............305-306.
Zijne garde maritime en lijfwacht. 305-306.
Lijfwacht van den Luit.-Admiraal
van Zeeland .................... 306.
Verhexen van de zijde der Neder-
landers in den zeeslag van So-
lebay...........................307-308.
Bladz.
Lof van den Lnitenant-Admiraal
VAN GHENT.............. ...... 307,
Verlies des vijands. ............... 309,
Oordeel over den uitslag van den
strijd................... .309-310,
Afbeeldingen van den zeeslag... 310,
Misnoegen der Britten over het
gedrag der Fransche scheeps-
magt........................, .310-311,
Blijdschap hier te lande over den
uitslag van het gevecht.......311-312,
De Nederlanders bieden andermaal
den strijd aan den vijand aan,
doch deze wordt door hem ge-
weigerd..................... . .312-313,
De vloot keert naar de Yaderland-
sche kusten terug.............314-315,
Berisping van dien terugtogt, en
wederlegging daarvan..........315-317,
Trage herstelling der vloot, en
oorzaken daarvan..............317-319,
De Gevolmagtigde c. de witt ver-
laat de vloot, .................. 320,
De vloot wordt met een derde ver-
minderd, en de mariniers naar
land gebragt.................... 320,
Treurige toestand des Vaderlands
ten gevolge van het doordringen
der Fransche legers ..........321-322.
Toerustingen tot verdediging der
rivieren, en diensten, daarbij
door de zeelieden bewezen....322-325,
Dapperheid der mariniers........325-326.
Andere uitrustingen tot afwering
des vijands, bijzonder op de
Zuiderzee.....................326-327.
De Admiraal J. dobs , opper bevel -
hebber der scheepsmagt op de
Zuiderzee....................... 327,
Verrigtingen dier scheepsmagt... 327-329 .
Verheffing van Prins widlem III
tot Stadhouder, Kapitein-Ad-
miraal-Generaal.............330-331.
Moord der Gebroedera de witt,
en lofspraak op hunne Ver-
diensten in betrekking tot het
Zeewezen...................... .331-332,
Openstehing der Commiasievaart,
een der gevolgen van de ver-
heffing van Prins willem: III. .332-334,
Groote ijver der ingezetenen, vooral
tot uitoefening der commissie-
vaart............................ 334,
De Zeeuwen mnnten daarin uit, en
maken zeer aanzienlijken bait. .334-337.
De vloot had inmiddels weinig kun-
nen verrigten...................337-338,
Ook de vijand lag eenigen tijd stil,
maar bedreigt daarna het Vader-
land met eene landing.. ..... .338-339,
Hij beproeft een landing, maar
deze wordt door eenen gewel-
digen langdurigen storm ver-
hinderd.......................... 339-343.
INHOUD VAN HET TWEEDE DEED.
XII
Bladz.
Onderzoek naar de waarheid der
bekende dabbele of verleDgde
ebbe, welke bij deze gelegenheid
zou plaats gehad hebben. . . . .340-342.
De Oostindische ^etourvloot wordt
door dea vijand bedreigd; doch
ook dat opzet wordt verijdeld. 343-345 .
De ruyter wordt met de vloot
gezonden , om de retourvloot uifc
de Eems af te halen, en brengt
haar behouden binnen..............345-347.
De vloot wordt vaneen gescheiden
en opgelegd...................... 347.
Verguiziug van de ruyter, maar
ook eerbetooning aan hem. . . . 347.
24 Schepen blijven nog eenigen tijd
de zeegaten bewaken............... 348.
Een smaldeel onder den Schout-
bij-nacht j. j. van nes wordt
naar Schotland en Brest gezon-
den, doch keert onverrigter zake
weder...........................348-349.
Einde der krijgsverrigtingen in
1672; lofspraak op het Zee-
wezen......................... 349.
KRUGSVERRiaTlNGEN DER NEDE RE ANDERS
TEgEN DE VEREENIGDE VEOTEN VAN
GROOT-BRITTANJE EN ERANKRIJK, IN
DEN JARE
1673.
Bladz.
Verwaten vonnis, door den Brit-
schen Kanselier over Nederland
uitgesproken........................ 350.
Indruk daarvan hier te lande... 350.
Zeldzame bereidwilligheid van Hol-
land en Zeeland tot uitrusting
eener vloot........................... 352.
Vriesland en Groningen zijn traag
in bet geven hunner toestem-
miDg, en nemen w einig deel aan
die uitrusting; redenen daar-
van...........................352-354.
Het kleine Holland en Zeeland
moeten bijkans alleen het hoofd
bieden aan het magtige Brittanje
en Erankrijk..................... 354.
Groote fjver, ook van den Prins,
tot bevordering der uitrusting. 354-355 .
Niouwe artikelbrief en andere ver-
ordeningen , door den Prins uit-
gevaardigd.........................355-356.
Wijsheid van den jeugdigen Yorst
daarbij.......................... 356.
Aanslag van eenen Schot, tot het
verbranden der oorlogsschepen,
wordt ontdekt......................... 357.
Een gedeelte der vloot geraakt in
zee................................ 358.
Vrnchtelooze poging, om zinksche-
pen in den Teems tc doen
zinken.......................... .358-360.
[ Bladz.
De vloot keert naar Schooneveld
terug, waar zij versterkt en
behoorlijk ingedeeld en gerang-
schikt wordt..................... 360.
Opmerkelijke brief van den Prins
van Oranje , en indruk daarvan ,
op de zeelieden..............361-362.
De Luitenant-Admiraal c. teomp
wordt in zijne waardigheid lier-
steld en komt bij de vloot.. . . 363 .
Omstandigheden, welke die ver-
heffing voorafgingen en verge-
zelden, zijne welgemeende ver-
zoening met de ruyter ..... 363-366.
Kiesche handelwijs van den Prins
bij die gelegenheid, ten opzigte
van de ruyter.................366-367.
De ruyter wordt door den Prins
tot Luitenant-Admiraal-Gene-
raal van Holland en Westvries-
land verheven.................367-368.
Beweegredenen tot die verheiting. 368-369.
De Prins zegt in het geheim aan
tromp de opvolging in die waar-
digheid, na den dood van de
ruyter, toe...................
Kaadplegingen over hetgeen de
vloot zal ondernemen, en besluit
om den vijand op Schooneveld
af te wachten..............
De Britsche en Eransche vloot
komt opdagen. ................
Zwakheid der Nederlandsche vloot,
in vergelijking met die des vij-
ands; kloekheid der onzen. . . .371-372.
Eerste zeeslag van dit jaar....373-378.
Oordeel over den uitslag van dezen
zeeslag........................ 378.
Gering verlies der onzen; dat des
vijands is aanmerkelijk grooter. 379.
Lof van de ruyter, tromp en
der overige Nederlandsche Be-
velhebbers.........379-380.
De Vice-Admiraal schräm en
Schout-b.-nacht d. vtUGHsneu-
velen................. 380.
Dapperheid en dood van den ka-
pitein W. VAN CUYEENBURGH . .380-381.
Heilzame gevolgen van dezen zee-
slag..........................381-382.
JLofspraak des vijands op de Neder-
landers in het algemeen, en op
de ruyter in het bijzonder. . 3S2.
Blijdschap hier te lande over het
behaalde voordeel, versterking
der vloot, en nadere raadple-
gingen........................382-384.
Men besluit, den vijand te gaan
aantasten, en onmiddellijke uit-
voering van dat besluit....384-385.
Tegenwoordige sterkte derNeder-
landsehe, Britsche en Eransche
vloten..........................385-386.
Tweede zeeslag van dit jaar,
369.
370.
371.
INHOÜD VAN HET TWEEDE DEEL.
XIII
Bladz.
zeven dagen na den vorigen
strijd.............*.......... 386-388.
De vijand wijkt, en wordt door
de onzen achtervolgd.......... 388.
’s Lands vloot keert naar Schoone-
veld terug.................... 388.
Onpartijdig oordeelover den uitslag
van het gevecht.............. . .389-390.
De vijandelijke vloot loopt den
Teeius binnen, en vertoeft aldaar
zes weken........................ . 391.
Onderzoek naar de oorzaken der
flaauwhartigheid van de Britten
en Franschen in dezen strijd. . .391-393.
Beieid en dapperkeid der Meder-
landers in dit gevecht, en lof,
aan hen door ’s Lands Overheden
toegezwaaid........................ 393.
Hevig geschil tusschen den Luit.-
Admiraal c. thomp en den Vice-
Ädmiraal sweers over het ge-
ben rde bij dezen strijd, door
den Prins bijgelegd................393-396.
Eenige fregatten, op kondschap
nitgezonden, jagen de Engelsche
brandwacht naar hinnen........... 396.
Een smaldeel onder den Schout-
bij-nacht den haen wordt naar
den Teems gezonden, waarvan
eenige vaartuigen de rivier op-
zeilen..........................396-397.
IJver hier te lande tot versterliing
der vloot...................... 397.
De vloot zeilt naar de Engelsche
kusten tot voor den Teems. . . 398 .
Zij keert spoedig weder, wegens
eene aanstekelijke ziekte......398-399.
De vijand loopt in zee, en ’s Lands
vloot zeilt dezen te gemoet. . . 399.
De Britten en Eranachen ontwijken
den strijd........................ 400.
Achterdocht van de ruyter des-
wege; hij keert naar Schooneveld
terug...........................400-401.
De vijand poogt op de Hollandsche
kust te landen, doch zulks wordt
door de kloekheid der Overheden
en iugezetenen verhinderd. . . .401-402.
Verdere voorzorgen daartegen. . . 403.
Merkwaardig schrijven van H. H.
Mog. en van den Raadpensio-
naris aan de vlotehngen.......403-404.
Bevel van den Prins van oranje,
om den vijand te volgen en aan
te tasten............................ 405.
De vloot konit voor Scheveningen ,
en gewigtige raadplegingen al-
daar..............................405-406.
Aan den Prins wordt overgelaten
eene heslissing te nemen; hij ver-
trekt naar de vloot, en geeft
naderen en bepaalden last, om
den vijand aan te tasten en van
de zeea^aten te verdriiveo.......406-408.
Bladz.
Welke is de oorsprong der Oud-
vaderlandsche kreet: Hoezee!. 407.
De vloot gaat onder zeil, ontdekt
den vijand, de ruyter wintde
loef, en noodzaakt de Britten
en Franschen tot het gevecht.408-409.
Derde zeeslag van dit jaar, nabij •
Kijkduin.......................410-424.
Sterkte, verdeeling en opperhoof-
den der Nederlandsche vloot
voor den zeeslag. ..............410-411.
Sterkte,verdeeling en opperhoofden
der Britsehe en Fransche vloot.411-412 .
Aanvang van den strijd......... 413.
Gevecht tusschen bajsckers en
d’estrées; de Franschen wijken.413-414.
Banckers voegt zieh bij de ruy-
ter, die in een bevig gevecht
met Prins robert gewikkeid is . 414.
Prins robert wijkt, en redenen
daarvan... . ..............414-416.
Hevig gevecht tusschen het eska-
der van tromp en dat der hlaauwe
vlag.................... 416.
Hardnekkig gevecht tusschen
tromp en spragg, ter verove-
ring van den Poyal Prince... 417-420.
De Ädmiraal spragg verdrinkt. . 420.
Prins robert komt het ontmoe-
digde en afgestreden eskader der
blaauwe vlag nog even tijdig te
hulp. . ........................... 420.
Hernieuwing van het gevecht tus-
schen de geheele Nederlandsche
en Britsehe vloot, schrikkelijke
strijd.........................421-422.
De Franschen zien dezen strijd
werkeloos aan.................... 422.
Hernieuwde poging tot verovering
van den Poyal Prince........ 423 .
De Britten en Franschen vangen
den aftogt aan ; de Nederlanders
volgen hen twee uren , en keeren
daarop naar ’s Lands kusten
weder..........................423-424.
Onderzoek naar de drijfveren van
het gedrag der Franschen in
dezen zeeslag, en gevolge van
dat gedrag................. .424-426.
De eer der overwinning in dezen
zeeslag komt aan de Nederlan-
ders toe....................... 427-428.
Waarheidsliefde en nederigheid van
DE RUYTER....................... 428.
Treffende verliezen , in dezen zee-
slag geleden, onder anderen, van
de Vice-Admiralen j. de likfde
en J. SWEERS; hun lof; bijzon-
derheden omtrent het heldenge-
slacht van de liefde............429-431.
Blijdschap en dankbaarheid over
de behaalde overwinning hier te
lande; belooning der Opperhoof-
den van de vloot................431-433.
XIV
INHOUD VAN HET TWEEDE DEEL.
Bladz.
Maatregelen tot herstel en voor-
ziening van ’s Lands zeemagt. ,438-434.
Benoeming van twee Vice-Admi-
ralen in plaats van de gesneu-
velde, en andere bevorderingen
bij de vloot..................434-435.
Thomas vdugh en wildem bas-
TIAENSZE SCHEPERS............435-436.
Besluiten omtrent de verdere ver-
rigtingen der vloot..........436-437.
Be vloot loopt in zee, maar heeft
met aanhoudende storrnen te
karnpen, en valfc, zegevierende,
binnen.........................437-439 .
Besluit van dit huofddeel; lofspraak
op het zeewezen en op de
ruyter...........................439-440.
VERDERE KRIJGSBEDRIJVEN, ZOOWED IN ALS
BUITEN EUROPA, TOT A AN HET SLU1TEN
VAN DEN VREDE M ET GROOT-BRITTANJE IN
1674.
Bladz.
Gelukkige gevolgen van den zee-
slag bij Kijkduiuj inneraing van
Naarden..........................441-442.
Ook de zeelieden nmnten bij het
beleg dier stad uit.............. 442.
Andere bedrijven der zeelieden
binnen ’s Lands, zoo op dcstroo-
men en rivieren, als op de
Zuiderzee en den Dollard.........443-444.
De Staten van Zeeland rüsten een
smaldeel uit, om den vijand bui-
ten Europa afbreuk te doen.. 445.
Sterkte van dat smaldeel, waar-
van het gebied aan den Com-
mandeur C. EVERTS EN WOrdt
opgedragen....................445-447.
Eerste verrigtingen van dat smal-
deel en on verwachte ontmoeting
des vijands te St. Jago.........448-449.
Verdere togt van het smaldeel,
en de vereeniging er van inet
een eskader der Amsterdam-
sche Admiraliteit, onder jacob
binckes............................. 450.
Levensschets van Jacob binckes. 451-453.
Bedrijven der vereenigde eskaders
bij Martinique en andere eilan-
den; St Eustatius wordt genomen
en verlaten............... ....453-455.
Voordeelen, door hen op de ri-
vier de James behaald.........455-456.
Nieuw-Nederland wordt door
EVERTSEN en binckes veroverd . 456-458.
Hunne verdere verrigtingen aldaar.458-460.
Zij keeren naar Europa weder,
na de volkplan ting behoorlijk
van alles te hebben voorzien.. 460.
Bedrijven van eenige hunner sche-
pen te Ter re-Neuf........... 460.
Bladz.
De vereenigde eskaders worden te
Fayal door eenen geweldigen
storm beloopen, waarop zij naar
Cadix zeilen..................., 461.
Komst en verrigtingen aldaar.. . 461.
Zonderling tweegevecht tusschen
het schip van den Zeeuwschen
Kapitein passchier ob witte,
en dat van den Britschen be-
velhebber Hermann...............461-463.
Binckes en evertsen komen met
hunne smaldeelen in het Vader-
land terug........................... 463.
Binckes en de zijnen worden be-
loond............................. 463.
Het gedrag van evertsen daar-
entegen, wordt hoogelijk afge-
keurd, en naauwelijks ontgaat
hij een regtsgeding en eene ont-
zetting uit zijne betrekking.. .463-465.
Vermoedelijke redenen van het
verschiälend lot dier beide dap-
pere bevelhebbers.................465-467.
De Flanschen ondernemen eenen
vruehteloozen aan slag tegen Cu-
rapao........................... 467.
Krijgsverrigtingen in Oostindie
tusschen de Nederlanders en
Franschen . ............467-471.
Krijgsverrigtingen in Oostindie
tusschen de Nederlanders en
Britten................... 471.
St. Helena do@r de Britten bezet,
daarna door de Nederlanders
vermeesterd, en eindelijk door
de Britten heroverd, met ver-
lies van het meerendeel der
Oostindische retoarschepen. . .472-473.
Gebeurtenissen in Europa na het
binnenvallen der vloot....... 473.
Ontwerp tot het uitrusten eener
zeer magtige vloot in 1674... 474.
Kloeke bedrijven der Nederland-
sche, vooral der Zeeuwsche com-
missievaarders in 1673 enl674.474-475.
Zware afbreuk door hen aan den
vijand toegebragt, en aanzien-
lijke buit, door hen gemaakt .475-477.
Moedige verdediging van den Am-
sterd. schipper a. schepmoes,
tegen eenen Schotschen kaper .477-478*
Zoowel de Britten als de Nederl.
verlangen naar vrede; deze
wordt te Westminister gesloten .478-479.
Die vrede was het Vaderl. grooten-
deels aan het Zeewezen en aan
de ruyter. verschuldigd........ 479.
Nieuw-Nederland wordt hij den
vrede teruggegeven............... 4S0.
De Staten-Generaal erkennen, bij
den vrede , het regt des Konings
van Groot-Brittanje wegens het
doen strijken der vlag..........480-482.
Bepalingen omtrent het verstand
INHOTJD VAN HET TWEEDE BEEL
Bkjdz.
van hefc woord: Britt annische
zee èn ................... .4S2-483.
Nederl. daalt als zeemogendheid,
door de erkenning der opper-
heerschappij van Groot Britt.,
van. den eersten tot den tweeden
rang neder.................... 483 .
SLOT VAN HET DERBE TIJDPERK.
TOGT VAN DEN LT.-ADMGENERA AL DE
RUYTER NAAR MARTINIQUE , EN VAN DEN
LT.-ADMIRAAL C. TROMP NAAR DE KÜS-
TEN VAN ERANKR1JK EN SPANJE, IN
1674.
Naaste gevolgen van den vrede
met Engeland.................484-485.
Be vloot wordt verrninderd , doch
nogtan9 eene zeer aanzienlijke
magt uitgerust..................485-486.
Bedoelingen dezer uitrusting. . . . 486.
Be uitrusting wordt met kracht
voortgezet en met zeldzamen
ijver voltooid. . .......... . .486-487.
Aan de RUYTER wordt het opper-
hevel over de vloot wederom
opgedragen......................... 487.
Zijn eerste kapitem j. w. van
nymegen sterft; lof van dien
zeeman.......................... 488.
In zijne plaats wordt g. callen-
BURGH aangesteld; bijzonder-
heden omtrent dien zeeman. . .488-489.
Be vloot zeilt naar het Kanaal. 489.
Be vloot wordt verdeeld , in twee
eskaders, onder de bevelen van
DE RUYTER en c. tromp; sterkte
dier eskaders...................489-492.
Be ruyter vertrekt met zijn eska-
der naar de West, en komfc
voor Martinique.................492-493.
Beschrijving van dat eiland..... 493.
Sckikkingen tot eenen aanslag op
dit eiland.................... 493 .
Be landing gelukt, doch de aan-
slag slaagt kwalijk . ..........494-496.
Oorzaken van het mislukken van
den aanslag..................... 496.
Het eskader verlaat het eiland en
keert naar deze gewesten terug.497-498.
Vereerend beslnit voor de ruyter. 498.
Tromp zeilt met zijn eskader naar
de Fransche kosten....... .498-499.
Hi] do et eene landing op het eiland
Bel- Isle....................... 499.
Bit wordt verlaten, en het eiland
Noirmoutier aangetast........500-501.
Na een scherp gevecht wordt het
ingenomen...................501-502.
Verrigtingen der scheepsmagt, ge-
durende het bezetten van dat
eiland........................
Noirmoutier wordt ontruimd, en
het eskader zeilt naar St. Se-
bastiaan......................
Op aan drang van het Spaansche
Kabinet wordt hesloten , dat een
gedeelte der scheepsmagt zieh
naar de Middellandsche zee zal
begeven................... 503-504.
Het andere gedeelte, onder den
Lt.-Admr. van nes, wordt naar
de Fransche kusten,en vervol-
gens naar het Vaderland terug-
gezonden........................ 505.
Tromp zeilt naar Cadix........... 506.
Opmerkelijke vreugdebedrijven al-
daar over de overwinning te
Senef...........................506-507.
Tromp stevent naar de Middel-
landsche zee; zijne verrigtingen
aldaar...................!_____507-508.
Zijn misnoegen op de Spaansche
Ttegering................... 508.
Hij wordtnaar het Vaderland terug-
geroepen.............. 509.
Hij en de overige opperhoofden
keeren achtervolgens naar deze
gewesten weder..................... 510.
Be nitkörnst van deze onderneming
beantwoordt geenszins aan de
verwachting........................ 510.
Redenen daarvan.................510-511.
Oogpunten, waaruit zij nogtans
gewigtig was................... 512.
KRIJGSVERRIGTINGEN DER NEDERLANDERS
IN HET NOORDEN VAN EUROPA.
1675-1678.
Bladz.
Aanleiding tot den o or log in het
Noorden, en tot de deelneming
daaraan door het Gemeenebest.513-514.
Uitrusting en vertrek van een eska-
der , onder den kapt. J. binckes
in 1675........................514-515.
Bijzonderheden nopens den Opper-
bevelhebb. der vereenigde Been-
sche en Nederlandsche zeernagt,
COURT of KURT ADELAER . . . . 515-5 16 .
Verrigtingen der zeernagt....516-517.
Het Nederlandsche eskader keert
terug . . . .................... 517.
Uitrusting van een tweede en ster-
ker eskader, in 1676 , onder den
Vice-Admiraal c. evertsen en
den Schout-bij-nacht p. van
ALMONDE.......................518-519.
Het eskader loopt onder van
ALMONDE nit................... 519.
Bijzonderheden nopensdienSchout-
bij-nacht ..................519 521.
XV
Bladz.
503.
503.
XVI
INHOUD VAN HET TWEEDE DEED.
Bladz 1
C. TROMPtreedt, als Gen.Admiraal, |
in dienst van den Koning van
Denemarken, en in die betrek-
kiug wordt hem het gebied over
de vereenigde vloot opgedragen. 521-522.
Terwijl tromp zieh te Koppen-
hagen bezig houdt met de
toerusting van onderscheidene
Deensche schepen en van zijn
Admiraalschip, ontstaat een ge-
vecht tusschen de Zweden en
de Deenen , met de Nederlanders
vereenigd ........ *........522-523.
Kloek gedrag van van almonde
en de zijnen in dit gevecht. . .523-524.
Van almonde beschuldigt de
Deenen van onkunde en laf heid. 525 .
Beoordeeling dier beschuldiging.. 525-526.
Tromp voegt zieh bij de ver-
eenigde zeemagt............. 526.
LuisterrijkeoverwinningvanTROMP
op de Zweden.................526-529. •
Hij wordt door den Koning van
Denemarken t ot Graaf ver heven. 529.
Dapperheid der Nederlanders in
den zeeslag, en belooning van
hen.................... 529.
De Zweedsche vloot vlugt in de
havens........................ 529.
Landing des Deenschen Konings
onder bescherming der ver-
eenigde vloot........ 530.
De Vice-Adtn. evertsen komt bij
de vloot, en aanvaardt het bevel
over het Nederl. eskader. .. . .530-531.
Verdere krijgsverrigtingen in dit
jaar, en terugkeer van het smal-
deel naar het vaderland.........531-532.
De Koning van Denemarken dringt
op nienw aan op eene hulpvloot. 532.
C. tromp komt in 1677 met dat
doel, als gevolmagtigd van dien
Koning, hier te lande........... 533.
Hij wordt, bij die gelegenheid,
door Prins wildem III tot Lt.-
Admiraal-Generaal van Holland
en Westvriesland verheven, in
plaats van den overleden de
ruyter.......................533-534.
De Staten Geueraal besluiten tot
eene nienwe nitru9ting, onder
den Lt.-Adm. w. bastiaensze
SCHEPERS........................... 535.
Even vodr de aankomst van het
Nederlandsche eskader, bebaalt
de Deensche zeemagt twee luis-
terrijke overwinningen op de
Zweden..........................536-537.
De Lt-Adm. schepers tracht te
vergeefs deel aan het laatste
gevecht te nemen................... 537.
Dri kloeke Zweedsche oorlogssch.
worden door de Nederlandsche
kapiteinen tyeloos, c. van
Bladz.
der zaen en n. boes mannelijk
veroverd.....................537-538.
Deze worden door den Deenschen
Koning beloond............... 538.
Onderzoek naar de oorzaken van
den verbeterden toestaüd van
het Deensche Zeewezen, en ver-
gelijking met dien in het vorige
jaar........................ 538-543.
De Deensche bevelhebbers waren
onder de leidiog van tromp ge-
oefend, en in künde zeer toege-
nomen............................... 539*
De Deensche vloot was geheel naar
het voorbeeld der Nederlandsche
Zeemagt ingerigt en van al het
noodige uit deze gewesten voor-
zien............................ 540.
Het ineerendeel der bevelhebbers
en matrozen van de Deensche
vloot bestond uit Nederlanders.540-543.
Krijgsverrigtingen der Nederlan-
ders en Deenen in de Oostzee. 543-544.
Tromp en screpers beproeven
vruchteloos de Zweedsche oor-
logsschepen in Calmar te ver-
nielen. .................... 544- 545.
De ornstreken van Calmar en het
eüand Oland worden te vnur en
te zvvaard verwoest........... 545.
Het Nederl. eskader begünstigt
de landing op het eiland Ragen,
en bevordert aldaar de belangen
van Denemarken.,..................... 546.
Het eskader keert naar het Vader-
land weder........................... 546.
De Lt.-Adm. schepers, de ver-
dere opperhoofden en kapiteinen
van het Nederlandsche eskader
worden , vdor hun vertrek , door
den Koning van Denemarken
begiftigd................... 546-547 .
Zedigheid, hij die gelegenheid
door den genoemden Lt.-Adm.
betoond........................... 5^7 .
De Koning van Denemarken vraagt
in 1678 nogmaals bijstand, doch
deze wordt hem niet verleend.. . 547-548.
Tromp wordt door Koning chris-
tiaan V , op eene voor hem be-
ledigende wijs, ontslagen van
de waardigheid van Gen.-Adm.
hij het Deensche Zeewezen... 548.
Aanleiding daartoe............. 548-549 .
Indruk, welken deze handelwijs
op tromp maakt...............549-550.
Alvorens het Noorden te verlaten,
bewijst tromp nog eenen gewig-
tigen dienst, door de verinees-
tering van het eiland Rügen te
bevorderen........................ 550.
Lof van tromp, en gevolgen van
zijn vertrek uit Denemarken.. 550-551.
INROUD VAN HET TWEEBE DEEL.
XVII
togt van den lt.-adm.-gen. de ruyter
NAAR DE MIDDELLANDSCHE ZEE ; ZtJ-NE
KRUGSVERRIGTINGEN ALDAAR EN ÜOOÖ,
GEBEURTENISSEN NA ZUN AFSTERVEN
IN DrE OOKDEN,
1675-1678.
Bladz.
De opstand der Siciliaansche stad
Messina tegen den Koning van
Spanje, eu de ondersteuning,
door Koning lomwijk XIV
aan de opstandelingen verleend ,
geven aanleiding tot den togt
van de RUYTER naar de Middel-
landsche zee..................551-554.
Aanvrage van de Spaansche zijde
om eene hu lp vloot on der den
Lt-Adm.-Gen. de butter... 554.
Dit verzoek vindt hier te lande
groote zwarigheden............. 554.
Prins Willem III en de Raadp.
fagel ondersteunen het kracht-
dadig; redeneu, welke hen
daartoe bewogen...............555-558.
Zij weten , on der medewerking van
den Secretaris h. de wildt, de
Admiraliteit van Amsterdam
over te haien , de uitrusting der
scheepsmagt alleen te doen... 558-559.
Voorwaarden, waarop die Admi-
raliteit de uitrusting op zieh
neemt, en sterkte daarvan. . . . 559.
Tegenkantingen, welke de uit-
rusting , desniettegenstaande,
nog bij de meeste Provincien
ontmoet..........................559-560.
Nieuw licht, hetwelk door de ver-
melde omstandigheden over het
gebeurde bij deze uitrusting ver-
spreid wordt; verklaring der
redenen, waarom de ruyter
,siechts met eene „ betrekkelijk
geringe, magt naar Messina ge-
zonden werd, en verdediging
van *8 Lands Regering tegen de
beschuldiging, alsof zulks ten
gevolge van het verwaarloozen
van het Zeewezen geschiedde,
en DE RUYTER, als het ware,
opgeofferd werd.................560-565.
Lofspraak op den Stadhouder, den
Raadpensionaris pagel en den
Secr. de wiLDT, over den ijver,
bij deze gelegenheid aan den dag
gelegd............................. 565.
Beantwoording der vraag, waarom
men geen geboor gegeven hebbe
aan de vertoogen van de ruyter
wegens de geringheid van de hem
toevertronwde magt..............566-567.
Nadere wederlegging van het ge-
Blodz.
voelen , dat het zeewezen in deze
jaren verwaarioosd werd...... 567.
Zamenstelling der vloot, en bevel-
hebbers, daarop onder de ruy-
ter gesteld.....................568-569.
Men raadt dk ruyter aan, om
zieh , wegens den zwakken toe-
stand zijner gezondheid, van
het opperbevel te verontsehul-
digen, doch hij weigert dit vol-
standig. .......................569-570.
Voorgevoel van zijnen aanstaanden
dood.......................... 570.
De vloot kiest zee, en komt te
Cadix . ......................570-571.
De ruyter vertrektnaar Vinaroz,
en vervolgens naar Barcelona ,
waar hij door de SpaDjaarden
lang wordt opgehouden.............572-573.
Hij steekt nanr Cagliari, op het
eiland Sardinie „ over, en wordt
aldaar luisterrjik onthaald . . . .573*574.
Zijne komst te Melazzo, op de
Noordkust van Sicilie........ 574.
Teleurstellingen , door hem aldaar
ondervonden, vooral door de
laanwheid der Spaansche Over-
heden ..........................574-575.
5s Lands vloot, alleen door eenige
Spaansche galeijen vergezeld,
loopt naar de zeeengte van
Sicilie, om tegen den vyand
te kruisen.......................... 575.
Zij ontdekt de Fransche vloot en
maakt zieh gereed tot het ge-
vecht. .. ......................575-576.
Groote ontwikkeling van het Fran-
sche zeewezen in delaatstejaren. 577.
Sterkte der Fransche vloot, met
welke de ruyter du den strijd
zou aangaan....... ................. 578.
Deze vloot stond onder het gebied
van den Luitenant-Generaal a.
du Qu ESN E; levensbijzonder-
heden van dien Zeevoogd. .*.578-580.
Bevelhebbers, welke onder hem
gesteld waren ............... 581 .
Groote overmagt der Fransche op
de Nederlandsche vloot; sterkte
dezer laatste....................... 581.
Bekommering van dp; ruyter daar-
over ; doch hij volhardt desniet-
tegenstaande in het besluit, slag
te leveren.......................581-582.
Aanvang, voortgang en eiode van
den zeeslag bij Stromboli. . . . .583-585.
De Schout-bij-naeht nicolaas
verschoor sneuvelt.............. 585.
De Franschen eigenen zieh de over-
winning toe...................... 585.
De ruyter doet dit niet, maar
roemt hoogelijk den moed der
zijnen. ........................585-586.
De Nederlanders maken zieh ter-
XVIII
INHOUD VAN HEX TWEEDE DEED.
Bladz.
stond gereed tot een tweede ge-
vecht, hetwelk de Franschen
ontwijken............. 586.
Lofspraak op de ruyter en zijne
togtgenooten................. 587.
Htm gedrag wordt door ’s Lands
Overheden, en den Stadhouder
geprezen............... 587 .
Negen Spaansche oorlogsschepen
voegen zieh bij ’s Lands vloot. 587.
De ruyter maakt zwarigheid, de
Fransche vloot, welke aanrner-
kelijk versterkt is, op nieuw
aan te tasten, en keert naar
Melazzo weder................587-588.
Hij besluit, ingevolge zijnen last-
brief, inet de vloot naar het
Yaderland terug te keeren. . . .588-589.
Nabij Livorno het bevel ontvan-
gende, nog in de Middellandsche
zee te blijven, begeeft hij zieh
naar Napels, verlost aldaar 26
Hongaarsche leeraren, en ont-
vangt veelvuldige eerbewijzen . . 590.
’s Lands vloot steekt naar Palermo
over, om hersteld te worden.. 591.
Klagten van de ruyter over het
gebrek aan denoodige behoeften,
over de zwakheid van den Spaan-
schen bijstand ; over den siech-
ten toestand der Spaansche sehe-
pen, en over de ongeschiktheid
der Spaansche zeelieden......591-593.
Beraadslagingeu hier te lande over
deze en vroegere klagten, en
ernstige vertoogen deswege hij
het Hof van Spanje.............593-594.
’s Lands vloot begeeft zieh uit
Palermo in zee, en vereenigt
zieh met de Spaansche scheeps-
mngt; verdeeling en raugschik-
king der vereenigde vloot......... 594.
Er wordt besloten, Messina, zoo-
wel te water als te land, aan
te tasten ; schrik on der de Fran-
sche vloot bij de verschijning der
vereenigde zeemagt................595-596.
De ruyter oordeelt het onge-
raden, langer voor Messina te
vertoeven , waarop de vloot zui-
delijk stevent......................... 596.
Men besluit, een’ aanslag op de
Siciliaansche stad Augusta te
doen, welke echter niet naar
wensch gelukt......................597-598.
De Fransche vloot komeDde opda-
gen, wordt Augusta verlaten, en
zij door de vereenigde zeemagt
te gernoet gezeild........... 598.
Sterkte en rangschikking der Fran-
sche en der vereenigde vloot;
bekommering van de ruyter
wegerfs de overmagt des vijands. 599-601.
Zeeslag nabij den berg Etna. .. .601-607.
Bladz.
Aanvang van het gevecht, en hard-
nekkige strijd tusschen de beide
voorhoeden , onder de ruyter
en den Lt.-Generaal d’almeiras 601.
Laatstgenoeuide Fransche bevel-
hebber sneuvelt, en verwarring
in de vijandelijke voorhoede.. . 602.
De ruyter wordt zwaar gewond ;
indruk dier jammerlijke gebeur-
tenis op zijne schepelingen;
kloekmoedig gedrag van zijn’
kapitein , g. callenburgh ... 602-603.
Du QUESNE grijpt met den vijan-
delijken middeltogt de Neder-
landsche voorhoede mede aan,
en teistert deze geweldig.....603-604.
Lafhartigheid der Spaajaarden . . 604.
Hierdoor kan de achterhoede,
onder den Vice-Admiraal den
haen, niet dan laat in gevecht
körnen........................ 604.
Hevige strijd; dapperheid der Ne-
derlanders.. ...................604-605.
De vijand wijkt en wordt door de
onzen vervolgd.................... 606.
De vereenigde vloot begeeft zieh
naar Syragossa..................... 607.
De Franschen beweren, ook dit-
maal de overwinning behaald te
hebben................... 607 .
Met meerder regt mögt de ver-
eenigde vloot, mögen, bepaal-
delijk, de Nederlanders zieh
deze toeeigenen...................607-608.
Nadeelige uitwerking van de schei-
ding der Nederlanders bij dit
gevecht, en waarschijnlijke ge-
volgen, zoo dit niet had plaats
geh ad, of de Spanjaarden zieh
van hunnen pligt hadden ge-
kweten .........................608-610.
Slotsom der beschouwing van den
uitslag des gevechts......... 610.
De Luitenant-Admiraal-Generaal
de ruyter sterft. .. ..........610-611.
Zijn lof........................ 611-613.
De mare van zijnen dood klinkt
door geheel Europa, en wordt
vooral hier te lande betreurd.. 613-614.
Vereerende besluiten , bij het be-
rigt van zijne verwonding en
dood, door ’s Lands Overheden
gen omen........................614 615.
Zijn lijk wordt plegtig, op kosten
van den Staat, ter aarde besteld ,
en een praalgraf ter zijner eere
opgerigt....................... 615-616.
Wederleggin g van een Fransch
verhaal, omtrent het nemen en
opbrengen van het hart van de
RUYTER............................ 616.
Diepe indrak , welken het afsterven
van de ruyter op’s Lands vloot
maakt............................ 617.
INHOÍJD VAN HET TWEEDE DEEL.
XIX
Bladz.
De Vice-Admirnal den haen volgt
hem in het opperbevel op.... 617.
Men besluit, naar Palermo te Zei-
len, om de geleden schade te
her stellen......................... 617.
Tegen strevin gen, welke den haen
aldaar van de zijde der Spaan-
scbe overheden. ontmoet; zijne
klagten daarover.............. .618-620.
De Fransche vloot komt in het
gezigt van Palermo................ 620.
De vereenigde vloot vat in de baai
van Palermo post, om aldaar den
vijand af te wachten........... 621.
Traagheid der Spanjaarden in
dezen.................... . 621.
Rangschikk. der vereenigde vloot.. 621-622.
Drijfveren, welke de Rranschen
bewogen, om de vereenigde vloot
andermaal aan te tasten; sterkte
en raugschikking hunner vloot;
maatregelen vddr en bij den
aanval...........................623-624.
De forten en batterijen van Palermo
ondersteunen kwalijk de vloot.
De voorboede, uit Spaansche
sehepen bestaande, verdedigt
zieh flaauw, en geraakt in ver-
warring; eenige bodems worden
vermeid.......................624-625.
Scherpe en noodlottige strijd van
den middeltogt en de achter-
hoede.................. 625.
Het Spaansche Admiraalschip
wordt verbrand, en de Spaan-
sche opperbevelhebber verdriukt;
schrikkelijke verwarring, daar-
door ontstaan...,................625-626.
De Nederlanders verdedigen zieh,
te midden dier rampen, met
wanhopende heldhaftigheid, en
worden, eindelijk, door den
vijand verlaten. ............. 626-627.
Zware verliezen, door de Neder-
landers en Spanjaarden in dit
noodlottig gevecht geleden.. . . 627.
Lofvanden gesneuvelden Schout-
bij-nacht pieter van middee-
landt...........................627-628.
Lof van den, insgelijks gesneuvel-
den, Vice-Adm. j. den haen. 628.
Tegen gewoonte, wordt zijn lijk
niet op kosten van den Staat
ter aarde besteld, en ook geen
praalgraf ter zijuer eere opge-
rigt. Redenen, waarom dit niet
geschiedde.......................628-630.
Treurige toestand van ’s Bands
vloot na de ramp, haar te Paler-
mo overgekomen, enmiddelen,
welke tot haar herstel worden
aangewend... . .................... 631.
Het gebied over deze wordt bij
voorraad aan den kapitein g.
Bladz.
CALiiENßUBGH, met den titel
van Vice-Admiraal,opgedragen. 631.
Een berigt nopens het gebeurde
wordt naar het Vaderland gezon-
den , en beraadslagingen daaruit
voortgesproten.................632-633.
Men besluit, eenige versterking
van sehepen en behoeften, en
den Schout-bij-nacht van al-
monde, als Opperbevelhebber,
naar de vloot te zenden. .... .633-634.
Inmiddels wordt de vloot door
eene kwaadaardige ziekte aan-
getast, welke onderscheidene
der voornaamste oßieieren weg-
sleept.........r...............634-635.
Callknburöh ontvangt de tijding,
dat de vijand wederom zee ge-
kozen heeft, en neemt de noodige
maatregelen tot verdediging.. . 635.
Hij bekomt den voorwaardelij-
ken last , om naar Napels te
verzeilen, waartoe de Krijgraad
besluit . ..................... 635.
Op dezen overtogt wordt de zeer
magtige Eransche vloot ontmoet,
welke door callenburgh , niet
bestand, haar het hoofd te hie-
den, met uitnemende bekwaam-
heid ontweken wordt, zoodat
’s Lands vloot of smaldeel be-
houden te Napels komt........636-638.
Nieuwe rampen, welke ’s Lands
vloot aldaar treffen............ 638.
De Sebout-bij -nacht van almonde
komt te Napels, en aanvaardt
het opperbevel; klagt van cal-
eenburgh deswege........... .638-639.
De vloot vertrekt, ophoogbevel,
naar Cadix, nadat op nieuw drin-
gende vertoogen bij het Spaan-
sche Hof gedaan waren............. 639.
Te Cadix ontvangt de Sebout-bij-
nacht een nader bevel, om naar
het Vaderland terug te keeren,
hetgeen onder velerlei tegen-
spoeden volbragt wordt.........639-640.
Beschouwing van den uitslag van
dezen rampspoedigen togt.... 641.
Omwenteling in het Spaansch be-
stuur, en dien ten gevolge, her-
nieawde aanvrage van bijstand
ter onderwerping van Messina. 641-642.
Tegen verwachting wordt besloten,
dezen te verleenen, en eene vrij
magtige vloot uit te rüsten... 642.
Onderhandelingen deswege, en ver-
drag tusschen den Spaanschen
gezant en de Hollandsche Admi-
raliteiten gesloten......... 643.
Sterkte en zamenstelling der vloot.
De Zeeuwsche Vice-Admiraal c.
EVERTSEN wordt door den Prins
tot Opperbevelhebber over deze
XX INHOUD VAN HET TWEEDE DEED.
Bladz.
benoemd; redenen van die zon-
derlinge benoeming..........643-644.
De Vice-Admiraal krijgt last, on-
raiddellijk inet een gedeelte der
vloot zieh naar Cadix tebegeven;
aanleiding tot dit bevel....644-645.
Geheime zending van den Schout-
bij-nacht evertsen naar Lon-
den, om Koning karel te be-
wegen tot het voegen van zijne
scheepsmagt bij de Nederland-
sche..........,...............645-646.
De Vice- Admiraal evertsen gaat
onder zeii, en ontmoet een
Fransch eskader, met hetwelk
een vrij hevig gevecht ontstaat. 646-647.
Evertsen körnt te Cadix, en vindt
aldaar, onder anderen, den kapt.
j. van brakel, die eene scherpe
ontmoeting met eenen Turk-
schen roover had gehad......648-649.
Öok de kapitein p. de liefde
was met de Eranschen in ge-
vecht geweest........ 659.
*s Lands vloot blijft gednrende twee
maanden werkeloos te Cadix lig-
gen , ten gevolge van het onver-
wacht ontruimen van Messina
door de Eranschen; beweegre-
denen daartoe....................649 651.
Klagten van evertsen over de
traagheid en besluiteloosheid der
Spaansche overheden............... 651.
Hij ontvangt, eindelijk, bevel,
naar Barcelona te zeilen , wnar
hij met dezelfde moeijelijkheden
te kampen heeft....................651-652.
Hij besiuit, met de vloot naar
Cadix terag te keeren, en bekomt
aldaar bepaalden last, naar het
Vaderland weder te komen , het-
geen door hem wordt gedaan. 652.
Schadelijke gevolgen van dezen en
den vorigen togt voor de Admi-
raliteiten en voor het zeewezen.. 652-653 .
verdere krugsverrigtingen dekneder-
I.ANDERS TER ZEE, ZOO BINNEN ALS BUITEN
EUROPA, VAN HET JA Alt 1675 TOT AAN DEN
VRE DE VAN NYMEGEN , IN 1678.
Lotverwisselingen der stad Duin-
kerken, sedert hare inneming, in
1646 , door de zee- en landmagt
van Nederland en Frankrijk. . 653* 654.
De voormalige kloekmoedigheid ter
zee was bij de bewoners blijven
bestaan.. .................... 654.
Een aantal kapers wordt aldaar,
sedert het sluiten van den jüng-
sten vrede tusschen Nederland
en Engeland uitgerust............654-655.
Onder de bevelhebbers dier kapers
kenmerkt zieh spoedig jean
Bladz.
hart ; zijne afkomst, opleiding,
en wederlegging van hetgeen sue
omirent diens jeugd verhaalt.655-656.
Krijgsverrigtingen der Nederlan-
ders tegen de Duinkerkers, in
1674..................•.........656-657.
Kloeke bedrijven van den Comman-
deur Jan notrot en andere
Nederlansche kapiteinen, in
1675; doch rampen, welketevens
de onzen in dat jaar troffen... 657-658 .
Men besluit in 1676, eeu eskader
tegen de Duinkerkers nit te rüs¬
ten , onder den Luitenaut-Admi¬
raal W. BASTÎAENSZE SCHEPERS . 659.
De groote verwoestingen, door de
Duinkerkers aangerigt, geven
daartoe aanleiding........... 659.
Heldhaftig, maar ongelukkig ge-
vecht van den Zeeuwschen kapi¬
tein SIMON LONCKE tegen JEAN
bart en andere Duinkerkers. .659-660.
Ontwerpen der Duinkerkers te¬
gen eenige Nederlandsche zee-
havens.................... 660.
Verrigtingen van het eskader onder
den Luit-Admiraal schepers. . 661.
Andere voorvalien ter zee...... 661.
Er wordt besloten, in 1677 een
talrijker eskader tegen de Duin-
kerkers ait te rüsten , onder den
Vice-Admiraal Thomas vlugh
en den Schout-bij-n. c. evert-
sen; verdeeling van dat eskader. 662-663.
Verrigtingen van het smaldeel on-
der den Vice-Adm. vlugh... 663.
Verrigtingen van het smaldeel on-
der den Schout-bij-nacht c.
evertsen.........................664-666.
Raadplegingen over de uitrusting
van een eskader in 1678, waar-
aan echter door de vredesonder-
handelingen te Nymegen geen
gevolg gegeven wordt............ 666,
Afzonderlijke toerustingen der Ad-
miralität, en ontmoetingen met
de Duinkerkens in 1678..........666-667.
Zeer hardnekkige verdediging van
den Commandeur w. de rave
tegen jean bart en twee andere
Duinkerkers................... .667-668.
Afbreuk, door de Nederlandsche,
in het bijzonder de Zeeuwsche
commissievaarders , aan de Dain-
kerksche en andere Fransche
oorlogs- en koopvaardijschepen
toegebragt................. 669 .
Helden daden van de Middelburg-
sche commissievaarders jan
BONTE en GILLES CASEN...........669-670.
Groote huit, door de Zeeuwsche
commissievaarders behaald. . . . 670.
Zeer aanzienlijke uitrusting van
schepen, welke in deze jaren ge-
1NHOTJD VAN HET TWEEDE DEEL.
XXI
Bladz.
dann wordt, bepaaldelijk door de
Admir. van Amsterdam............671-672.
Genoemde Admiraliteit sticht eene
volkplanting op de knst van
Guijana; lotgevallen dier volk-
planting............................. 672.
Zij zendt een aanztenlijk smaldeel
naar de Westindie................. 673.
Middelen, waardoor de Admir.
tot het een en ander in Staat
gesteld wordt................... 673-675.
Deze veelvuldige uitrustingen geven
aanleiding tot scherpe gevechteii
met den vijand....................... 674.
Geveeht van den Am st. Command.
van meeuwen met een Fransch
smaldeel, in 1675.................675-676.
Scherpe strijd van den Amsterd.
kapitein tomas tobyas, den
Commandeur kindt en de. onder
hun geleide staande Straatvaar-
ders, met een Fransch eskader,
in 1677...........................676-678.
Heldhaftig bedrijf van p. goudt-
schalck. , bevelvoerder op een’
dier Straatvaarders...............678-679.
Roemrijke uitslag van dit geveeht
voor de Nederlanders...........679-680.
Belooning , aan goudtschalck
door zijne reeders toegekend.. 680.
Langd urig en herhaald geveeht,
en kloekmoedige verdediging van
den Rotterda naschen kapitein,
Adriaen poürt, tegen zeven
Tripolit. roovers, in 1678. . .682-6S5.
Redenen, waarom dezeen dergelijke
afzonderlijke gevechten verdie-
nen opgenomen te worden in
eene algemeene Geschiedenis van
het Zeewezen................ .685-686.
Merkwaardige nitrusting der Am-
sterdamsche Admir., van een
aanzienlijk smaldeel onder j acob
binckes , en verrigtingen daar-
van in Westindie................686-692.
Âanleiding van deze uitrusting.. . . 686.
Waarom het gebied over deze
uitrusting bij voorkeur aan den
Kapitein binckes, onder den
titel van Commandeur, opge-
dragen wordt................... 688.
IJ ver en behendigheid, bij het
doen dier uitrusting aan den dag
gelegd ......................... 688.
Sterkte en zamenstelling van het
eskader...................... 689.
Het loopt in Maart 1676 uit,
neemt de Fransche volkplantiog
Cayenne iu, en verstärkt deze. 689-692.
Van daarbegeeft binckes zieh naar
het eiland Marie Galante, het-
welk uitgeplunderd wordt.........692-693.
Hierna steekt hij over naar Guada-
loupe; scherp geveeht voor de
Biadz.
reede van dat eiland met twee
Fransche oorlogsscliepen...... 693-695.
Landing op het eiland St. Martin,
en geveeht aldaar........ .695-696.
Binckes splitst zijn eskader in twee
smaldeelen, waarvan hij het eene
bij zieh houdt, en het andere
naar Tabago zendt, om bezit
van dat eiland te nemen..696-697.
Binckes zet zijnen togt voort naar
het eiland Hispagnola of St.
Domingo . ................... 697 .
Hij verovert of vernielt acht vijan-
delijke schepen bij Petit Goave. 697-698.
Zijne verdere verrigtingen op de
knsten van HispagDola ; vertrek
en komst te Tabago...............698-699.
Aardrijks- en geschiedkundige be-
schrijving van dat eiland.699-702.
Beweegredenen der Amst. Admir.
tot bet in bezit nemen van dat
eiland.................... 702.
Binckes viodt den kap. j. bont,
bevelhebber van dit vooruit ge-
zonden smaldeel, niet te Tabago,
die eigendunkelijk naar het
Vaderland gezeild was, en dit
misdrijf met zijn leven moet
boeten........................ 703.
Verrigtingen van binckes te Taba-
go, zoo tot vestiging eener
volkplanting, als tot hare ver-
dediging....................703-705.
Bijstand uit het Vaderland... . 705.
Tijding, dat Cayenne door een
Fransch eskader, onder den
Vice-Adnnir. d estreks, her-
nomen is, en rnaatregelen, daar-
op door binckes genomen , tot
meerdere verzekering van Tabago705-706.
Beweegredenen van Koning lodk-
wijk XIV tot het zendeu van dit
eskader, en bijzonderheden om*
trentde herovering vau Cayenne. 706 .
D’estreks komt met zijne scheeps-
magt voor Tabago; sterkte van
het vijandelijke eskader........706-707.
Maatregelen, door binckes ge-
nomen, tot het beletten van eene
landing, ter verdediging van het
fort, en tot afwering van de
vijandelijke scheepsmagt...... 70S.
Sterkte en rangschikking van het
Nederlandsche eskader in de
Klipbaai , voor het fort. ..... 709.
Verdere maatreg. ter verdediging.709-710.
Binckes besluit, met overleg en
goedkeuring vau den Krijgsraad,
het bevel van het fort of de
sehans, in eigen persoon, op zieh
te nernen; redenen daarvan., .710-712.
De Franschen landen, en eischen
de sterkte op; schermutselingen. 712.
Zij makeu toebereidselen tot eenen
XXII
INHOUD VAN H JET TWEEDE DEEJi,
Blad.
gelijktijdigen aanval van de land-
en zeezijde.............. . . . 713 .
Bezwaren, welke in den aanval
van de zeezijde gelegen waren,
en onberadenh. van d’estrees,
met dezen te ondernemen.... 713-715.
De vijand tast de sterkte van den
land kan t a an, doch wordt met
groot verlies afgeslagen........715-717.
De aanval van de zeezijde vangt
aan; eenige schepen van beide
kanten worden door het vuur
vernield. .................... 717.
Heldhaftige verdediging van het
schip, het Huis te Kruiningen ,
door den kapit. roemer vjlacq . 718-719.
Twee kloeke vijandelijke oorlogs-
schepen worden masteloos ge-
schoten, en geräken vast....... 720.
Dappere verdediging der overge-
blevene Nederlandsche schepen. 720.
Het Fransche Admiraalsch. springt
in de lucht; d’estr^es wordt
wonderdadig hehouden. .............. 721.
Drie Nederlandsche schepen wor-
den aangestoken en eene prooi
der vlammen................ 721.
Ontzettend oogenblik.............721-723.
Het gevecht wordt voortgezet niet-
tegenstaande de zware verliezen
aan beide kanten................... 723.
De drie overgeblevene Nederl.
schepen worden tegen het strand
gezet, en het gevecht gestaakt. 723.
D’estr£ks verlaat de baai, met
achterlating zijner twee vastge-
raakte oor logs sehe pen , welke
door de Nederlanders vermees-
terd worden.. .... ..............724-725.
D estr6es verlaat Tabago...... 725.
De Franschen beweren, de over-
winning hij dit gevecht behaald
te hebben.................. 726.
Wederlegging van die bewering. 726.
Oorzaken, waarom meerdere sche-
pen der Nederlanders dan der
Franschen bij het gevecht door
het vuur vermeid werden. ...727-728.
De Nederlanders mögen met meer-
der regt dan de Franschen de
overwinning zieh toeeigenen. . 728.
Onderzoek, of binckes, bij dezen
aanval, wel met al dat beleid
is te werk gegaan , hetwelk men
van hem kon verwachten.........729-730*
Het berigt van het gebeurde te
Tabago komt hier te lande; traag-
heid in het nemen van de ver-
eischte maatregelen, tot bijstand
van BiNCKES......................731-732.
Op last van Koning lodewijk, he-
geeft d estrees zieh met eene
nieuwe scheepsnaagt naar Taba-
go , en komt voor dat eiland.. 732-733.
Hij besluit, thans de sterkte alleen
van de landzijde aan te tasten, en
ontscheept daartoe het noodige
krijgsvolk...............
Kloeke maatregelen van binckes,
tot verdediging der sterkte;
zijne geringe magt............733-734,
D’estäees vangt aan, de sterkte
te beschieten; eene bom valt in
den kruidkelder, verwoest het
fort en doodt den Commandenr
binckes en andere officieren734-735.
In de verwarring, hieruit ontstaan,
doet d’estrees de sterkte be-
stürmen , en vermeestert deze
zonder veel moeite............ 735.
Lofspraak op jacob binckes. . .735-736.
Een gedeelte der Nederlanders ont*
komt het gevaar................. 736.
D’estrees verwoest de sterkte en
het eiland Tabago, en verlaat
dit........................... 736.
Zijn ongelukkige togt naar Curaçao
in 1678, waarbij hij het meer-
endeel zijner oorlogsschepen door
zijne laatdunkendheid en on-
kunde verliest..................736-737.
Onaangename indruk, welken het
verlies van Tabago hier te lande,
in het bij zonder te Amsterdam
maakt.................. 737.
De Regering van Amsterdam levert
desvvege klagten in bij de Staten
van Holland, en beschuldigt de
Hollandsche leden der Admira-
liteit van Amsterdam en den
Secretaria h. de wildt..........737-738.
Gevolgen dier aanklagt; vrijspraak
der beschuldigden. .............738-739.
De vrede van Nymegen wordt ge-
sloten, en einde van het Derde
Tijdperk............................. 740.
Korte zamentrekkking van bet
gebeurde in dat Tijdperk, en
beknopt overzigt daarvan. . . . ,740-745.
Toestand van het Zeewezen hij
het einde van het Derde Tijd-
perk. .....................• . . . 745 .
BIJLAGEN.
1. De ruyter is niet tegen-
woordig geweest bij het ver-
branden der Engelsche schepen
en het veroveren van den Royal
Charles, op den eersten dag
van den togt naar Chatham.
Hoe was de kettíng gespan-
nen, en is deze aan stnkken
gezeild? Johan van brakel
Bladz.
733.
INHOÜD VAN HET TWEEDE DEEE.
XXIII
Bladz.
is NIMT OVER den ketting ge-
gezeild.....................749-765.
Naschrift...................... . 766 .
2. Staat van de Provisioned Equi-
pagie tegen het aenstaendejaar
1672 enz...................769-774.
3. Staat der Nederlandsche vloot
bij den zeeslag van Solebay,
op den 7 Jnnij des jaars 1672. 774.
4. Staat der vereenigde Britsche
en Fransche vloot in den zee-
slag van Solebay, op den 7
Junij 1672..................... 775.
5. Staat der Nederlandsche en
Britsche en Fransche vloot,
in den zeeslag van den 7 J unij
1673 ......................... 776.
6. Staat der Nederlandsche vloot,
in den zeeslag van den 14
Junij 1673.................... 777.
7. Staat der Nederlandsche en
vereenigde Britsche en Fran-
sche vloten, in den zeeslag bij
Kijkdntn, op den 21 Augustus
1673........................... 778.
Bladz.
8. Facsimil. van eenige der voor-
naamste Nederlandsche Zee-
helden uit het Derde Tijdvak. 779.
9. Staat der Nederlandsche vloot,
uitgerust en in zee gezonden
onder den Lt.-Admiraal m. a.
DE RUYTER en C. TROMP, in
den jare 1674................. 782.
10. Staat der Nederlandsche en
Fransche vloten, in den zee-
slag bij Stromboli, op den 8
Januarij 1676.......................783.
11. Particul. en nadere Iustructie
en Ordres van den Lt.-Adm.-
Gen. m. a. DE RUYTER voor
de hoofdofficieren, kapiteinen
enz., in Maart 1676, onder
de vlag van H. H. Mog. be-
scheiden........................784-787.
14. Staat der vereenigde Nederl.
en Spaausche, en der Fransche
vloot, in den zeeslag nabij den
berg Etna, op den 22 April
1676.............................788-789.
AANWIJZING DER PLATEN EN PORTRETTEN.
Portret van J. VAN WASSENAER OBDAM............................. 20.
H ff AUGUSTUS STELLINGWERF.............................. ff 23.
* n A. VAN DER HULST................. .................. 74.
n pp JOHAN EVERTSIiN..................................... 120.
» ff TJERCK HIDDES DE VRIES............................. ) 24.
n h J. C. MEPPEL-........................................ H 206.
» n ADRIAAN BANCKERS................................... ff 240.
» h B VAN GHENT....................................... 279.
n ff MICHIEX. ADRIAANSZ. DE RUYTER........................ 305.
» ff VOLKHARD SCH.RAM................................... ff 372.
tt ff DAVID VTiUGH ....................................... 380.
» M X. SWEERS............................................ ff 416.
M ff JAN DE r.TEPnE...................................... M 429.
Schets van de gesteldheid der Nederlandsche vloot te Sheerness en te Chatham. • w 184.
Het Wapen van den Royal Charles................................. ff 198.
Af beelding van den aanval der Franschen op het eiland Tabago......... ff 712,
Facsimiles van eenigen der meest beroemde zeehelden der 17« eeuw...... + * 779.
|
any_adam_object | 1 |
author | Jonge, Johannes Cornelis de 1793-1853 |
author_GND | (DE-588)100364446 |
author_facet | Jonge, Johannes Cornelis de 1793-1853 |
author_role | aut |
author_sort | Jonge, Johannes Cornelis de 1793-1853 |
author_variant | j c d j jcd jcdj |
building | Verbundindex |
bvnumber | BV004931676 |
ctrlnum | (OCoLC)631445773 (DE-599)BVBBV004931676 |
format | Book |
fullrecord | <?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?><collection xmlns="http://www.loc.gov/MARC21/slim"><record><leader>01057nam a2200253 cc4500</leader><controlfield tag="001">BV004931676</controlfield><controlfield tag="003">DE-604</controlfield><controlfield tag="005">00000000000000.0</controlfield><controlfield tag="007">t</controlfield><controlfield tag="008">920526s1869 |||| 00||| dut d</controlfield><datafield tag="035" ind1=" " ind2=" "><subfield code="a">(OCoLC)631445773</subfield></datafield><datafield tag="035" ind1=" " ind2=" "><subfield code="a">(DE-599)BVBBV004931676</subfield></datafield><datafield tag="040" ind1=" " ind2=" "><subfield code="a">DE-604</subfield><subfield code="b">ger</subfield><subfield code="e">rakddb</subfield></datafield><datafield tag="041" ind1="0" ind2=" "><subfield code="a">dut</subfield></datafield><datafield tag="049" ind1=" " ind2=" "><subfield code="a">DE-473</subfield></datafield><datafield tag="100" ind1="1" ind2=" "><subfield code="a">Jonge, Johannes Cornelis de</subfield><subfield code="d">1793-1853</subfield><subfield code="e">Verfasser</subfield><subfield code="0">(DE-588)100364446</subfield><subfield code="4">aut</subfield></datafield><datafield tag="245" ind1="1" ind2="0"><subfield code="a">Geschiedenis van het Nederlandsche zeewezen</subfield><subfield code="n">2. - 3. uitg. - 1869. - XXIII, 789 S. : Ill., Kt.</subfield><subfield code="c">door J. C. de Jonge</subfield></datafield><datafield tag="264" ind1=" " ind2="1"><subfield code="a">Zwolle</subfield><subfield code="b">Van Hoogstraten & Gorter</subfield><subfield code="c">1869</subfield></datafield><datafield tag="336" ind1=" " ind2=" "><subfield code="b">txt</subfield><subfield code="2">rdacontent</subfield></datafield><datafield tag="337" ind1=" " ind2=" "><subfield code="b">n</subfield><subfield code="2">rdamedia</subfield></datafield><datafield tag="338" ind1=" " ind2=" "><subfield code="b">nc</subfield><subfield code="2">rdacarrier</subfield></datafield><datafield tag="773" ind1="0" ind2="8"><subfield code="w">(DE-604)BV004931674</subfield><subfield code="g">2</subfield></datafield><datafield tag="856" ind1="4" ind2="2"><subfield code="m">Digitalisierung UB Bamberg - ADAM Catalogue Enrichment</subfield><subfield code="q">application/pdf</subfield><subfield code="u">http://bvbr.bib-bvb.de:8991/F?func=service&doc_library=BVB01&local_base=BVB01&doc_number=003017429&sequence=000002&line_number=0001&func_code=DB_RECORDS&service_type=MEDIA</subfield><subfield code="3">Inhaltsverzeichnis</subfield></datafield><datafield tag="999" ind1=" " ind2=" "><subfield code="a">oai:aleph.bib-bvb.de:BVB01-003017429</subfield></datafield></record></collection> |
id | DE-604.BV004931676 |
illustrated | Not Illustrated |
indexdate | 2024-07-09T16:19:59Z |
institution | BVB |
language | Dutch |
oai_aleph_id | oai:aleph.bib-bvb.de:BVB01-003017429 |
oclc_num | 631445773 |
open_access_boolean | |
owner | DE-473 DE-BY-UBG |
owner_facet | DE-473 DE-BY-UBG |
publishDate | 1869 |
publishDateSearch | 1869 |
publishDateSort | 1869 |
publisher | Van Hoogstraten & Gorter |
record_format | marc |
spelling | Jonge, Johannes Cornelis de 1793-1853 Verfasser (DE-588)100364446 aut Geschiedenis van het Nederlandsche zeewezen 2. - 3. uitg. - 1869. - XXIII, 789 S. : Ill., Kt. door J. C. de Jonge Zwolle Van Hoogstraten & Gorter 1869 txt rdacontent n rdamedia nc rdacarrier (DE-604)BV004931674 2 Digitalisierung UB Bamberg - ADAM Catalogue Enrichment application/pdf http://bvbr.bib-bvb.de:8991/F?func=service&doc_library=BVB01&local_base=BVB01&doc_number=003017429&sequence=000002&line_number=0001&func_code=DB_RECORDS&service_type=MEDIA Inhaltsverzeichnis |
spellingShingle | Jonge, Johannes Cornelis de 1793-1853 Geschiedenis van het Nederlandsche zeewezen |
title | Geschiedenis van het Nederlandsche zeewezen |
title_auth | Geschiedenis van het Nederlandsche zeewezen |
title_exact_search | Geschiedenis van het Nederlandsche zeewezen |
title_full | Geschiedenis van het Nederlandsche zeewezen 2. - 3. uitg. - 1869. - XXIII, 789 S. : Ill., Kt. door J. C. de Jonge |
title_fullStr | Geschiedenis van het Nederlandsche zeewezen 2. - 3. uitg. - 1869. - XXIII, 789 S. : Ill., Kt. door J. C. de Jonge |
title_full_unstemmed | Geschiedenis van het Nederlandsche zeewezen 2. - 3. uitg. - 1869. - XXIII, 789 S. : Ill., Kt. door J. C. de Jonge |
title_short | Geschiedenis van het Nederlandsche zeewezen |
title_sort | geschiedenis van het nederlandsche zeewezen |
url | http://bvbr.bib-bvb.de:8991/F?func=service&doc_library=BVB01&local_base=BVB01&doc_number=003017429&sequence=000002&line_number=0001&func_code=DB_RECORDS&service_type=MEDIA |
volume_link | (DE-604)BV004931674 |
work_keys_str_mv | AT jongejohannescornelisde geschiedenisvanhetnederlandschezeewezen23uitg1869xxiii789sillkt |